Historisch bezit Buurt Ede-Veldhuizen
Gemeenschappelijk bezit, oftewel het bezit van de gemeenschap, werd in de middeleeuwen niet zoals in de huidige tijd, vastgelegd in het kadaster (besluit van Napoleon 1811) of in registers. Soms werd een verandering van eigendom vastgelegd, maar zeker niet altijd. Immers, niet veel mensen konden schrijven. De meeste veranderingen in eigendom vonden plaats door vererving van ouders op kind.
In uitzonderlijke gevallen werden verkopen vastgelegd. Bekend is dat Graaf Reinoud II al in 1334 door geldgebrek gedwongen, grond verkocht aan boeren op de Veluwe. Boeren waren in de vroege middeleeuwen de enige bewoners van het gebied. De niet bewerkte gronden, ook wel woeste gronden genoemd, behoorden tot het gemeenschappelijk bezit, zoals de heidevelden en de bossen. Een idee van de omvang van de buurt: in het jaar 1570 telde het dorp ede 31 huizen en Veldhuizen 26 huizen. Huizen stonden over het algemeen om een open plek, een Brink, en in het midden van de open ruimte stond de kolk, de watervoorziening voor het vee.
Groei van de buurt heeft geleid tot toename van het gemeenschappelijk bezit. Immers, meer bewoners en meer woningen vragen om meer wegen en een groeiende noodzaak om samen te werken en taken te verdelen.
Vanaf het allereerste begin van de samenwerking in de buurt in de late middeleeuwen heeft de buurt bezittingen gehad. Te denken valt daarbij aan (water)wegen en de wildwallen die door de tijd heen zijn ontstaan c.q. zijn aangelegd tot nut van het algemeen, maar waar geen duidelijke eigenaar in de huidige terminologie voor kan worden aangewezen.
De Gemeentewet van 1851 is de meest actuele formele grondslag en vastlegging van taken en bevoegdheden en van het gemeenschappelijk bezit. De Buurt en de gemeente hebben lange tijd naast elkaar bestaan. Het belang van de Buurt nam evenwel af terwijl de invloed van de Gemeente en de landelijke overheid groeide.
Belangrijk voorbeeld van de importantie van de Buurt is de verkoop in 1902 aan het Rijk van uitgestrekte bossen en heidevelden bedoeld als oefenterreinen voor het garnizoen.